Toekomstgericht onderwijs
Toekomstgericht of toekomstbestendig onderwijs houdt voor ons in dat wij ons onderwijs zodanig inrichten dat er aandacht is voor 21e eeuwse vaardigheden. Met deze 21e eeuwse vaardigheden proberen wij de kinderen zodanig toe te rusten dat zij kunnen functioneren in de toekomstige maatschappij.
De 21e eeuwse vaardigheden zijn:
Kritisch denken is zelf kunnen nagaan wat waar is en wat niet. Je bent voldoende kritisch om betrouwbare bronnen te kunnen selecteren en kunt verschillende argumenten tegen elkaar af wegen.
Onder informatievaardigheden verstaan we het scherp kunnen formuleren en analyseren van informatie uit bronnen. Je kunt kritisch en systematisch zoeken, selecteren en verwerken van relevante informatie. Van de bronnen kun je de bruikbaarheid en betrouwbaarheid beoordelen.
ICT-basisvaardigheden zijn de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de werking van computers en netwerken te begrijpen, om te kunnen omgaan met verschillende soorten technologieën en om de bediening, de mogelijkheden en de beperkingen van technologie te begrijpen.
Om optimaal mee te kunnen doen in de samenleving vol media is mediawijsheid onmisbaar. Hiermee bedoelen we dat je media kunt begrijpen, pro-actief kunt gebruiken, maar er ook kritisch over nadenkt. Je kunt je eigen media creëren en bewust deelnemen in sociale netwerken.
Het is een belangrijke taak van het onderwijs om leerlingen te leren bewust en doelgericht te communiceren. Dat raakt alle vakken en leergebieden. Ook is communiceren een belangrijk aspect van veel 21e-eeuwse vaardigheden en is het essentieel bij persoonsvorming en de ontwikkeling van burgerschap. Tot slot is communicatie in het onderwijs niet alleen doel, maar ook een essentieel middel. Het houdt in dat je kunt luisteren, kunt samenvatten en kunt doorvragen en reageren.
We werken in de 21e eeuw zelden meer alleen, we werken vooral in teams. Alles is met elkaar verbonden. Leerlingen die samen leren, werken op een gestructureerde manier samen in kleine, veelal heterogeen samengestelde groepen (sterkere en zwakkere leerlingen). De gedachte is dat kinderen niet alleen leren van de interactie met de leerkracht, maar ook van de interactie met elkaar. Door samen te werken wordt sociaal inzicht groter en ook persoonsvorming is erbij gebaat.
Bij sociale en culturele vaardigheden gaat het om het effectief kunnen leren, werken en leven met mensen van verschillende etnische, culturele en sociale achtergronden. Het gaan dus over herkennen, erkennen en waarderen. Kennis van jezelf en de ander is noodzakelijk om tot goed samenwerken en samenleven te komen.
Zelfregulering houdt in het kunnen realiseren van doelgericht en passend gedrag. Hierbij hoort:
- Het stellen van realistische doelen en prioriteiten.
- Doelgericht handelen.
- Verantwoording nemen.
- Reflectie op je eigen handelen en op het uitvoeren van de taak.
- Om kunnen gaan met feedback om adequate vervolgkeuzes te kunnen maken.
Probleemoplossend denken en handelen is het vermogen om een probleem te (h)erkennen en tot een plan te komen om het probleem op te lossen. Meer specifiek gaat het daarbij om:
- problemen signaleren, analyseren en definiëren;
- strategieën kennen en hanteren om met onbekende problemen om te gaan;
- oplossingsstrategieën genereren, analyseren en selecteren;
- patronen en modellen creëren en beargumenteerde beslissingen nemen.
Creatief denken en handelen is het vermogen om nieuwe en/of ongebruikelijke, maar toepasbare ideeën voor bestaande vraagstukken te vinden. Hierbij horen:
- het kunnen hanteren van creatieve technieken;
- het denken buiten gebaande paden;
- het durven nemen van (verantwoorde) risico’s;
- een onderzoekende houding hebben.
Computational thinking is het herformuleren van problemen op zo’n manier dat de computer ze kan oplossen.